We kunnen er niet om heen: Italië heeft de beste pizza’s en gelato’s, maar wel even slechte wegen als Roemenië en Bulgarije. Provinciale banen die er slechter uitzien dan de stenen van Parijs-Roubaix en autosnelwegen met kraters groter dan op de maan. Alleen een idioot rijdt er sneller dan 90 km/u. Maar hé zeiden we al dat de pizza’s fantastisch zijn? En maar zes euro kosten? ’t Leven kan altijd slechter, we know.
La Dolce Vita
Langs de Adriatische Zee vervolgen we onze weg verder noordwaarts. Napoli en Rome laten we letterlijk links liggen. Wij richten onze pijlen op kleine Italiaanse dorpen bovenop een heuvel, waar we naar hartelust door de straten verdwalen. We houden vast aan ons geijkte recept: fietsen, wandelen, nog eens fietsen en wat mijmeren.
We mogen onze pollekes kussen, want er is hoog bezoek onderweg. De ouders van Mats komen ons een week vervoegen. Zeven dagen van lekker eten, strandwandelingen, picknicken in de natuur, steden bezoeken en gewoon gezellig bij babbelen. Al veel te snel volgt het afscheid en staan we er weer alleen voor. Toch altijd even wennen na zo’n bezoek.
Fietsen, fietsen en nog eens fietsen
Een fietstocht rond Lago d’Iseo doet onze honger alleen maar aanwakkeren. Wat als we nu ook eens rond het Gardameer fietsen? “Doen we” zeg ik meteen zonder te weten hoe lang die rit precies is. Google verklapt me dat de tocht 140 kilometers telt en ons langs het “mooiste fietspad” van Europa leidt. Al heb ik nog nooit meer dan 100 kilometer gefietst, dat fietspad wil ik wel eens zien. Na enkele regendagen (ja, die hebben wij hier ook) is er eindelijk een dag waarop het weer doenbaar is.
De wekker gaat af om half zeven, pasta eten, omkleden, regenjassen aan en gaan. Het eerste stuk is druk en van dat mooie fietspad is geen sprake. Toeterende automobilisten en stukken kasseien overheersen en we trappen de eerste dertig kilometer stevig door. Gelukkig slaan we ergens rechts af waardoor we de drukke baan achter ons laten. Een kronkelende weg langs de bergflank, het meer rechts en in de verte besneeuwde bergtoppen: ja hier doen we het voor. Als twee dolle fietsers rijden we door pittoreske dorpjes, langs mooie kerken en door halfopen tunnels. Om half twaalf, net over halfweg beslissen we te lunchen. Twee eenden houden ons gezelschap, maar warm is het niet waardoor we al snel terug op de fiets kruipen. Aan een fontein tanken we water bij en dan doemt het eindelijk op: “het mooiste fietspad van Europa”. Toegegeven: het is prachtig. Een houten brug zweeft boven het water en is verankerd aan de rotsen. We kronkelen met de berg mee en ik kijk mijn ogen uit tot ik twee keer moet knipperen. “Is dat hier nu afgezet?” tier ik. Er is onmogelijk een weg rond, boven of onder, dus zit er maar één ding op: terugrijden. “Mooiste fietspad? Ja ja, irritant fietspad” mompel ik. Verdomme toch.
We laten de moed niet zakken. De zon komt er even door en we zitten op het keerpunt, nog 60 kilometer met de wind schuin in de rug. Rond kilometerpaal 100 lassen we een korte snackpauze in. Terug op de fiets haalt een pijnlijke rug en wegenwerken met verkeerslichten ons ritme er helemaal uit. Plots lijkt de finish nog heel ver en na vijftien kilometer moeten we weer stoppen. We rusten langer, eten meer en ik blijf in een café veel te lang op de pot zitten simpelweg omdat het er warm is. In theorie zou het nog 25 kilometer zijn, maar met dat mooie fietspad - je weet wel - zijn het er nog 35. “Nu in één keer naar de camper” zeggen we tegen elkaar. Met nieuwe energie, meewind en af en toe een stuk vals plat bereiken we plots in no time de camper. 150 kilometer op de kop. Met een lange warme douche en een pizza sluiten we deze dag af.
Actieradius 0 kilometer
Ons langverblijf in Italië zit er bijna op. Kroatië lonkt in de verte, maar we houden nog even halt bij Palmanova, een stervormige stad met een grote wekelijkse markt, vele terrassen en lekker ijs. We snuisteren wat rond, laten ons verleiden bij een bakker en een crèmerie. Om al dat snoepgoed eraf te werken kruipen we - alweer - op de fiets. Het is zo waar een trainingsjaar. Onder een stralende zon trappen we vlot 70 kilometer over vlak terrein. Ons gat, of achterwerk in het algemeen Nederlands, doet ondertussen zo’n zeer dat we de fiets even parkeren.
Op 7 maart, exact twee maanden nadat we voor het eerst voet zetten op Italiaanse bodem verlaten we het land. We starten de motor en krijgen de melding “Bijtanken a.u.b.”. Juist, dat waren we even uit het oog verloren. Een tankstation vinden we niet in de buurt en de actieradius zakt al snel naar nul kilometer. We beproeven ons geluk en kiezen een tankstation 14 kilometer verderop de route net over de grens in Slovenië. Met klamme handen schuif ik heen en weer op mijn stoel. Halen we het wel? Wat als we het niet halen? Wacht ik kan altijd fietsen en een waterbidon vullen. Mag je een waterbidon zomaar vullen? Misschien hebben ze jerrycans? En fietsen op de autosnelweg? Misschien moet ik maar wandelen? Of liften? “Schatje… schatje, vul jij de tank?” vraagt Mats.Huh? Wat? Oh oef we zijn er. Wauw 1.47 euro per liter? Das goedkoop!
Comentarios