top of page
  • Foto van schrijverJana Vanhaverbeke

Laat maar komen



Coucou, hier zijn we weer. Na twee maanden radiostilte, trakteren we je op een blog die al talloze weken achter de schermen klaar staat (oeps). Het mooie Griekenland lieten we al geruime tijd achter ons, maar lees mee en ontdek wat dit prachtige land voor ons in petto had. Tot snel!


Zonder verwachtingen rijden we de grens over. Ons doel? Overwinteren. De kou en de sneeuwstormen achter ons laten. Het is het eerste land dat ik niet voor vertrek bestudeerde, waar ik geen boeken over las of online informatie over opzocht. Het lukt me stilaan: de teugels van het leven iets te lossen en me te laten leiden door wat de dag ons biedt. Geen plannen, geen must see’s, gewoon ontdekken.


Het paradijs: Lake Kerkini

Beeld je een doodlopende straat in vlakbij een Grieks dorp. Woeste bergen liggen achter je en voor je zie je een groot meer. Vogels vliegen af en aan en tjirpen elk hun eigen lied. Geen mens om je heen. Je neemt plaats op één van de vele bankjes in de zon en kijkt door de verrekijker. “Zijn dat waterbuffels” vraag je jezelf af. Gauw speel je de verrekijker door aan je partner en die bevestigt met een grote lach: “Ja hoor, wel honderden!”.


Na 48uur door het beangstigende Bulgarije, was dit het paradijs waar we naar op zoek waren. We vertoeven in het zonnetje met een goed boek en kijken uit op dit natuurspektakel. Om niets van de zonsopgang te missen, kruipen we vroeg onder de wol. Vlakbij de camper horen we jakhalzen huilen, kippenvel. De zonsopgang is magisch. Na het ontbijt springen we op de fiets voor een rondje om het meer van 60 kilometer. De aanzet gaat goed. Eindelijk die benen nog eens laten werken: trappen trut. Het is een ware safaritocht: een herder met zijn kudde geiten, waterbuffels aan de oever, pelikanen, flamingo’s, honderden aalscholvers die samen opvliegen, twee grote woeste Saint Bernards die ons achtervolgen op de fiets en naar onze kuiten happen. Wacht wat? Jawel hoor, ook Griekenland is de thuishaven van ontelbare honden. Al kan je die indelen in twee soorten: de woeste blaffende, bijna brullende honden die je in twee willen scheuren met hun vlijmscherpe tanden en de lieve drolletjes die om een aai om komen vragen. In die laatste categorie vallen de straathonden. In de eerste vallen gedomesticeerde vierpoters achter hoge hekken met een speelruimte even groot als jouw kleinste kamertje thuis. Niet gek dus dat ze als uitgehongerde leeuwen achter ons aanzaten. Voor ons is het duidelijk: de fietsen blijven de komende weken op het rek.



Storm op land

We zetten koers riching Thessaloniki waar we voor een dag de echte toerist uithangen. Kuieren op de dijk, ijsje eten, de lokale markt ontdekken, kerk na kerk na kerk bezoeken en ’s avonds trakteren we onszelf op hamburgers. Wat wil een mens nog meer? ’S Ochtends schijnt de zon, de hemel is blauw en het is windstil. Niets doet vermoeden dat het ’s nachts gaat stormen. De weerapps voorspellen zeven à acht beaufort. Uit ervaring weten we dat Appa (de camper), bij zes beaufort al hevig schommelt. We zoeken beschutting tussen gebouwen en wachten af. De wind neemt snel toe. Hij raast en brult gedurende twee dagen. Vlaggen staan strak gespannen en het lijkt of we op een boot zitten, zo hard schommelt de camper heen en weer. Ik word zelfs zeeziek op land. De wind baant zich een weg onder het dakluik dat bij een krachtige windstoot hevig kleppert. Op dag twee snuister ik de lokale kranten af om mezelf wat gerust te stellen. Iets waarvan we allemaal weten dat het een averechts effect heeft. Ik ontdek tientallen ontwortelde bomen, een gekapseisde boot en het dak van een stadion dat op vijf kilometer van ons eraf vloog. Met een klein hartje gaan we slapen, aan Mats vertel ik niets, paniek zaaien helpt toch niet. Wel doe ik een schietgebedje en hoop op het beste.


We komen heelhuids uit de storm en trekken naar het schiereiland: Sithonia, alweer een parel. We staan op het strand, kijken uit op de zee en genieten. Bij het ontbijt zwemt er een duo dolfijnen voorbij en ook wij duiken in zee. Toch een tikkeltje koud, maar de vele vissen en het decor doen dit snel vergeten. De weg kronkelt voor ons uit en het vele groen nodigt uit tot wandelen. We laten ons leiden door paadjes en komen op verborgen standen. Een hond (die van categorie twee ;-) ) vergezelt ons zelfs een poos. Gedurende een week noemen we dit koninkrijk onze thuis, maar een nieuwe aangekondigde storm maakt er een eind aan. We reizen opnieuw naar Thessaloniki om storm twee, die gelukkig minder lang en intens was, uit te zitten.



Geen zon, zee en strand

Neen, wij trekken naar het minder bekende Griekenland. Het noorden waar hoge bergen, diepe kloven en koude het landschap bepalen. Onze eerste halte: Mount Olympus, met zijn 2.918 meter de hoogste berg van dit land en meteen ook het huis van de goden. Onze uitgebreide research vertelt ons dat de kans op losbrekende honden klein is en dus halen we de fietsen van het rek. Het doel: fietsen tot het asfalt stopt. We starten met trappen en al snel wint Mats heel wat meters tot hij volledig uit het zicht verdwijnt. De haarspeldbochten volgen elkaar op en het uitzicht vertelt me dat ik al flink gestegen ben. “Niet stoppen, blijven trappen” is het zinnetje dat ik blijf herhalen. Benieuwd wat er achter elke bocht ligt, blijf ik stoempen tot ik Mats zie. Het laatste stuk fietsen we samen tot aan de parking die onze finish vormt. 1.100 hoogtemeters met een gemiddeld stijgingspercentage van 6,9%. De met sneeuw bedekte bergtoppen keren we de rug toe en met een fier gevoel zetten we de afdaling in.


Van de goden rijden we naar de monniken en nonnen in Meteora. Hoog boven op rotspilaren schitteren hun kloosters. Vroeger enkel te bereiken met touwen en houten ladders. Vandaag is er een twee-vaksbaan die ons langs de zes overgebleven kloosters leidt. Het is nog vroeg in de ochtend waardoor we dit spektakel zo goed als voor ons alleen hebben. De vergezichten en de opkomende zon doen me een traan wegpinken. Wat is het hier godverdikke schoon. Terug beneden trekken we onze wandelschoenen aan en starten de klim naar boven. Via bospaadjes waar we geen levende ziel bespeuren komen we boven aan het eerste klooster. Het is spitsuur, toeristen stappen in en uit hun auto’s om enkele kiekjes te nemen en snel weer door te rijden naar de volgende hotspot. Van zodra we honderd meter verder wandelen houdt het rumoer op en zijn we weer alleen op de wereld.


De Vikos kloof waar we al weken naar uit kijken moet nog even wachten. Eerst rijden we naar de grens van Griekenland, Noord-Macedonië en Albanië. Een verlaten autosnelweg vertelt ons dat weinig toeristen hun weg er naartoe vinden. De grote waarschuwingsborden voor beren bezorgen me dan weer de nodige angst. In een klein dorp vlakbij een groot meer omgeven door bergtoppen bedekt met sneeuw, parkeren we ons huis. Drie dagen en drie wandelingen later kruiste er nog geen enkele beer ons pad. Stiekem toch wat teleurgesteld ook al deed ik het op elke wandeling bijna in mijn broek. De nachten flirten met het vriespunt, voor ons het sein om door te rijden naar de Vikos kloof voor het echt begint te sneeuwen. Het is een schouwspel: helderblauw water, oude stenen bruggen en de diepste kloof van de wereld (al hangt dat sterk af van de manier van meten). De verwarming staat ’s nachts continu aan, maar in de ochtend trakteert de natuur ons op ijsrozen op de ramen. We smachten na drie koude weken (we feel you Belgium) naar zon, zee en strand. Motor aan, rollen maar en gaan.



Vogelen in Griekenland

Het zijn de laatste weken in dit prachtland en we beslissen dan ook om er eens goed op los te vogelen. Want ja: wat doet een mens zonder werk, maatschappelijke verplichtingen en bijna geen huishoudelijke taken? Juist ja, vogelen, vogelen en nog meer vogelen. Soms eenmaal per week, soms durven we het wel meerdere keren per dag te doen. En om helemaal open kaart te spelen: zo nu en dan pakken we er zelfs een boek bij om wat extra bij te leren. Kruisbekken en kneuen zijn onze favoriet, maar ons hoogtepunt? Ijsvogels die af en aan vliegen, terwijl we omsingeld zijn door honderden flamingo’s. ’t Leven is hier schoon. Onze verjaardagen vieren we een hele week - hip hip op ons - en we bereiden ons voor op Kerst en Nieuw.


Op zo’n momenten heb ik wel eens heimwee. Niet naar België, wel naar familie, vrienden (en friet). Mijn mama eens goed tegen mijn borst drukken en haar in mijn armen houden. Dolle pret dan ook wanneer mijn ouders het jaar met ons komen afsluiten. Acht dagen lang groot feest waarbij de chef (mijn papa) ons overspoelde met lekker en veel eten, we in zee zwommen op kerstdag, velen kilometers wandelden en genoten van elkaars gezelschap. Voor we het wisten was het weer tijd om afscheid te nemen. Afscheid van mijn ouders en van dit prachtland. Nu heb ik alweer heimwee, heimwee naar hen, maar ook naar een land waar we niets van verwachten, maar dat ons alles gaf. Merci Griekenland!



42 weergaven

Recente blogposts

Alles weergeven
bottom of page